Monthly Archives: December 2022

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

22 december 1922

Three-pointed stone

Vrijdag 22 December

Weer gewerkt van + 8-12 en van 1-5. Daarna bad in de baai en naar huis terug, beladen met de gewone bagage. Het maal bestond uit griesmeelpap met rozijnen en koffie. Ik heb vandaag met flanellen handschoenen aan gewerkt in de hoop

                                                                          34

mijn handen daarmee eenigszins te beschermen tegen de sandflies. die het erg op mij voorzien hebben. Het schijnt niet veel geholpen te hebben. Op mijn handen alleen tel ik een kleine honderd bulten. Hatt bijten ze veel minder. Vandaag hebben we onze eerste “three-pointed stone” gevonden en weer massa’s aardewerk. Alle drie onze arbeiders werken goed. En over het naar boven brengen van de lunchmand en de koelkan wordt nu geen ruzie meer gemaakt. Thomas doet dat nu. Hij draagt de lunchmand op zijn hoofd, in zijn eene hand de “monkey” en soms nog iets anders in de andere hand. Hoe ze op bloote voeten [-*…*] en zoo beladen die steilen weg [-*op k.*] kunnen beklimmen is mij een raadsel. Men kan haast niet vermijden voortdurend op puntige steenen te trappen. En van de sandflies schijnen ze ook weinig last te hebben, al mopperen ze er wel eens over. Ze krijgen er tenminste geen bulten van. Van de schuilplaats die R. met zoveel zorg had opgebouwd, hebben koeien de achterwand vernield; ze zijn er blijkbaar doorheengelopen.


De ‘three-pointed stone’ is typisch Taino. Zie een voorbeeld hier.

By Rama – Own work, CC BY-SA 3.0 fr, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=57067524, Musée du quai Branly, Trigonolythe, 13e eeuw.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

21 december 1922

Monkey en celt

Donderdag 21 December

Na ontbijt van brood met gebakken spek en eieren en koffie vertrokken Hatt en ik + 8 uur naar het terrein. R. droeg

                                                                          33

weer de luchmand en de “monkey” (koelkan) met water. Naast de vierkanten v. Thomas en Griaux hebben we een derde vierkant (weer 2×2) voor Rasmussen uitgemeten. Van + 8 tot 12 en 1 tot 5 gewerkt. Het grootste gedeelte is nu tot _60 cM uit gegraven. Vandaag weer enkele behoorlijke vondsten, zooals een petaloïde “celt”, een hamer van schelp en enkele potten, wel niet onbeschadigd, maar in scherven compleet of zoo goed als. Uit de vele groote scherven die we verder vonden zullen zeker nog wel een of meer potten gereconstrueerd kunnen worden. Het was vandaag wat warmer dan gisteren Den heelen dag geen regen. En heel veel sand flies tengevolge van de hevige regen ’S nachts. Onze tenten houden zich heel goed. Ook de ventilatie laat niets te wenschen over en dank zij het muskietengaas blijven wij vrij van insecten. Ik had vandaag eenige last van een al te krasse laxeering en Hatt heeft veel last van de warmte; dikwijls hoofdpijn, die dan echter in den loop van den dag overgaat. Om 5 uur opgebroken. Thomas was nu direct bereid de lunchmand en de monkey naar boven te dragen en Griaux droeg eenige groote, ingepakte scherven. Zelf droegen wij ook eenige kostbare vondsten en het fotografie-toestel. Heerlijk bad in de baai, maar het aan en uitkleeden hoogst onaangenaam door de sandflies. Middageten: aardappelen met gebakken spek en uien en koffie, klaargemaakt door Mevr. Hatt. We eten altijd buiten en zitten dan nog een poos in onze [-*…*] luie stoelen. Om + 6.50 is het donker.


Over de monkey is hier informatie te vinden. Het is een koelkan van klei die oorspronkelijk door de Afrikaanse tot slaaf gemaakten in het Caribisch gebied terecht is gekomen. Een afbeelding van een schelpen ‘celt’ is hier te vinden.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

20 december 1922

Rasmussen, Thomas en Griaux

Woensdag 20 December

Na het gewone ontbijt met Hatt naar het terrein vertrokken om 8 uur. Mevr. Hatt is vandaag thuis gebleven. Het is ook werkelijk onmogelijk om alle drie den heelen dag op het terrein te zijn. Eén dient voor de huishouding te zorgen. Griaux en Thomas (de derde man) waren, toen wij aankwamen al bezig volgens de instructies een open plek te maken voor de eigenlijke opgraving die vandaag beginnen zou. Twee vierkanten van 2×2 [-*..*] M. naast elkaar. Het allereerst te doorzoeken veld is dus 8 M2 groot. Van 8-12 gewerkt. Van 12-1 rust en lunch (brood met boter en honig en thee). Daarna van 1-5 gewerkt. Griaux kreeg permissie om 4.30 te vertrekken daar hij vandaag nog in de stad moest zijn. Toen hij vertrok verzocht hij ons, zijn plek niet door Thomas te laten bewerken. Hij had net een heele pot gevonden en een tweede bereikt. Thomas scheen

                                                                          32

daar wel eenigszins over gebelgd te zijn. Om 5 uur vertrokken. Eenig tegenstribbelen van Thomas toen we hem opdroegen een en ander naar het kamp te brengen; zelf sjouwden we met potten en groote scherven in zakken. Thomas zei dat Griaux dat hoorde te doen daar hij vlak bij Dr. Mortensen woont, terwijl hij, Thomas, als hij eerst nog naar ons kamp moet, nauwelijks voor donker thuis kan zijn. Hij en R. kunnen Griaux eigenlijk niet uitstaan. Gr. neemt ook wel een wat superieure houding tegenover de 2 anderen aan, maar hij is ook inderdaad verreweg de beste werker. Hij werkt snel en uiterst voorzichtig. R. was den heelen dag bezig met het maken van een schuilplaats met het oog op de hevige stortbuien. Sommige v. onze instrumenten kunnen daar slecht tegen. De schuilplaats is nu klaar. Een geraamte van dikke takken, bedekt met dubbele laag palmblad. Ook achterwand n.d.- windzijde. Op weg naar huis namen wij een bad in Magens bay en vermaakten ons met de pelikanen naar visch te zien duiken. Maar de sandflies hinderden ons erg. Om 6 uur waren we thuis na een vermoeiende klimtocht met onze potten, scherven, enz. Esther had gebakken visch met aardappelen voor ons klaargemaakt. We dronken koffie en zaten nog een poos in het donker buiten. Onze voornaamste vondsten waren vandaag een prachtige “petaloïde” steenen beitel, een schelpen dito en een paar complete potten. Alles wat we hier vinden vertoont het “taino” -type.


Voorbeeld van een Taino beitel? Kijk hier.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

19 december 1922

Proefgaten en sand flies

Dinsdag 19 December

’S nachts vrij goed geslapen; alleen wat vroeg wakker. Het was tamelijk koel. Ik had mijn regenjas noodig; mijn reisdeken was nog in de bagagetent. Na een ontbijt van brood, boter, ham en spiegeleieren met thee, gingen Hatt en ik met Rasmussen naar het terrein, waar Griaux ons al wachtte. Den man dien R. had meegebracht hadden we met de werktuigen vooruitgezonden. Na een                                                                           31

paar uur R. weer naar boven gestuurd om Mevr. Hatt wat te helpen en de lunchbenoodigdheden voor haar naar beneden te dragen. Om 12 uur geluncht en gerust tot 1 uur. Daarna weer tot 5 uur gewerkt. Tot 12 uur hadden we een volontair, een Chacha, die graag een job wou hebben, maar na de lunch kwam hij niet meer terug. Griaux was Hatt zoo meegevallen dat we hem houden zullen. Hij ziet nu wel in dat hij nog wat te leeren heeft, al heeft hij met de Booy gewerkt. Verscheidene proefgaten gemaakt. Het is een geluk dat we niet op het terrein kampeeren. We zouden er opgegeten zijn door de sand flies. Gedineerd met visch (“Spaansche makreel”) en aardappelen. Cadeau v. Dr. Mortensen en toebereid door Esther (zijn keukenmeid) . We hebben ook visch van den ouden Rasmussen cadeau gekregen.

Spanish Mackerel, New York (State). Commissioners of Fisheries, Game and Forests (1900) Fifth Annual Report of the Commissioners of Fisheries, Game and Forests of the State of New York, 1899Albany, NY: James B. Lyon, State Printer (Via Wikimedia Commons)


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

18 december 1922

De grote verhuizing naar Magens Bay

Maandag 18 December

Van morgen ben ik met Rasmussen en Griaux per vrachtauto onze expeditie-uitrusting v.d. pier gaan halen

                                                                          30

terwijl de Hatten nog enkele inkoopen gingen doen. Om 10.30 vertrok de vrachtauto met ongeveer de helft van de uitrusting en Hatt, Rasmussen en Griaux naar Dr. Mortensen. Alles in één lading kon niet, daar de weg gedeeltelijk heel steil is. Om 12.30 was de vrachtauto terug en na gelucht te hebben vertrokken Mevr. Hatt en ik met de tweede lading. Ik wist niet dat een vrachtauto zulke tours de force kon verrichten. Mevr. H. zat naast de chauffeur , ik tusschen de bagage. De heele overbrenging kostte 7 dollars. De hotelier had ons 3 dollar per dag p.p. berekend, terwijl de heer Laub ons verzekerd had dat de prijs hoogstens 2 ½ dollar p.d.p.p. zou zijn. W[e+]<ij> zijn nu in onze tenten geïnstalleerd; prachtig uitzicht over Magens bay en het omringende heuvelland. Vandaag is reeds gebleken dat Griaux, de man dien de Booy [-op] zelfstandig archaeologisch werk op St. Croix liet doen, ongeschikt is. Hij is te veel meneer en eigen wijs. De Booy heeft hem <waarsch.>[-*g……g] bedorven. We zullen hem morgenavond ontslaan en Rasmussen zal morgen ochtend een ander meebrengen, zoodat we morgen met drie helpers zullen werken. R. komt om 7 uur. We rekenen om 8 uur te kunnen beginnen en Griaux zal op dat uur op het terrein aanwezig zijn.

De Booy, Theodoor. (1919) Archeology of the Virgin Islands, New York: Museum of the American Indian Heye Foundation, p. 14.


Wie is toch die Gudmund Hatt? En wie is dan mevrouw Hatt? Trouwens, die foto van de archeoloog op het strand, zou dat werkelijk Gudmund Hatt zijn? Ik denk dat het JPB de Josselin de Jong is en heb hierover gemaild net het Nationalmuseet. Wellicht later nog een berichtje hierover.

Over Louis Griaux weten we eigenlijk ook (nog) niet veel. Volgens mij heeft De Josselin de Jong de naam verkeerd gespeld en zou het Louis Greaux moeten zijn. Hij is een ‘mixed blood’, heeft met archeoloog De Booy gewerkt op St. Croix en heeft een zoontje. De expeditie van De Booy was in 1916-1917 volgens deze bron. Zou het de Louis zijn die geboren is op 3 mei 1901 en gestorven op 9 december 1975, laatste woonplaats St. Thomas? Of een van de anderen die genoemd worden op MyHeritage?


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

17 december 1922

Nog heel wat sprekers op St. Jan

Zondag 17 December

Vannacht nogal veel last gehad van muskieten. Het net is vol gaten. Vanavond waren de meeste bulten alweer verdwenen. Daar Hatt en ik beide bij nader inzien onze kampeerplaats niet heel geschikt achtten en de heer Petit ons eveneens sterk afried zoo dicht bij [-de] het strand te kampeeren, besloten we Dr. Mortensen permissie te vra-

                                                                          29

gen onze tenten op zijn erf óp te slaan. Daar de Hatten zich nog slap voelden (Hatt had ’s nachts weer koorts gehad) ging ik om 2 uur alleen naar Dr. Mortensen. Deze was weer een en al welwillendheid. Op een omheinde ruimte vlak achter zijn huis, waar enkele vruchtboompjes staan, en waar we ook eenigszins beschut zijn voor den wind, zullen we nu morgen ons kampement opslaan. Dr. Mortensen’s huismeisje, Charlotte, bracht me een kop uitstekende thee zonder melk met een paar sneetjes brood. De heenweg had ik, zeer op mijn gemak, afgelegd in 5 kwartier, de terugweg nam [-*..*] maar 35 minuten. Tegen 6 uur was ik weer thuis en bracht met de Hatten een bezoek aan den heer Holst, die Hatt een collectie voor het Kopenh. mus. cadeau gaf, bestaande o.a. uit voorwerpen die de Booy hoogstwaarschijnlijk indertijd door zijn arbeiders ontstolen zijn en aan Holst te koop waren geboden. H. had ze gekocht met de bedoeling ze, zoodra zich de gelegenheid voordeed, aan het Kopenh. mus. te geven. We dronken cocktails; gelukkig was het pas 7 uur. Na het eten in het hotel koffers pakken. Onze dikke winterkleeren blijven in een van mijn hutkoffers hier achter. [-*Hatt*] De heer Thiele (eveneens Deen) dien we bij de Holsten ontmoetten deelde mij mede, dat het zoogenaamde “Creoolsch” dat door sommige negers ook op St. Thomas nog gesproken wordt, naar zijn meening inderdaad Negerhollandsch is. Op St. Jan zijn volgens hem nog heel wat menschen te vinden die het spreken.

Het Kopenh. mus. is niet het Kobenhavns Museum, maar het Nationalmuseet. Hier worden nog steeds de artefacten die door De Josselin de Jong, Hatt en hun assistenten opgegraven zijn bewaard.

Afbeelding van het Prinsens Palais in Kopenhagen, waarin het Nationalmuseet huist. (Via Wikimedia Commons)


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

16 december 1922

Voorbereiding op het veldwerk: potscherf en schelphoop

Zaterdag 16 December

Hatt heeft [-*vann*] ’S nachts weer koorts gehad en allebei

                                                                          27

hadden ze een zeer pijnlijke gezwollen arm. Vanavond nog was Hatt’s arm gezwollen tot onder de elleboog en veroorzaakte de minste aanraking hevige pijn. Na het ontbijt hebben wij eerst met Rasmussen nog eenige inkoopen gedaan: bijlen, hakmessen, schoppen e.d.m; ook een koeltas en een paar ligstoelen (3 dollar per stuk). Ik probeerde vergeefs aan de bank mijn Deensch geld te wisselen, en haalde 50 dollar, die me werden uitbetaald in plaatselijk geld met 4% voordeel. Ik ontving 259 goudfranken, dus 1 frank provisie voor de bank, Terwijl ik er stnd te wachten kwamen verscheiden negers [-*..*] Amerikaansch geld tegen plaatselijk geld inwisselen. Een gewoon verschijnsel is dat ze de ontvangen biljetten zoo nonchalant opnemen dat een of meer blijven liggen, wat ze dan niet eens merken. Terwijl ik er stond zag ik het gebeuren. De bakbeambte vertelde me dat hij dat iedere dag zag. Na de lunch en een korte rust gingen we met <den> [-*…*] heer [-Jepsen] Hansen en d.h. Jepsen die ook in ’t hotel woont naar Krumbay, ongeveer een uur gaans maar gelukkig zonder klimmen of dalen, waar een schelphoop heet te zijn. We maakten kennis met den ouden heer Monsanto die daar woont. Zijn vader heeft daar een werf gehad waar zeilschepen gerepareerd <en gesloopt> werden. Het ligt er nog vol met oude masten en andere rommel. Na een heerlijk bad in de baai bracht de oude man ons naar de schelphoop. Het is blijkbaar een groote, voorzover we zien konden aan een openliggende zijde, hoofzakelijk schelpen, maar we vonden toch ook een potscherf. het is in ieder geval een nader onderzoek waard. Op onzen weg naar huis bezochten we nog, met Jep<pe>sen en Hansen, den reverend Romig,[1] die volgens Monsanto een hoop van schelphoopen in deze streek afweet. Dit bezoek leverde echter heel weinig op. Het eenige nieuws was dat

                                                                          28

hij op den weg naast de schelphoop (die weg behoort er klaarblijkelijk ook toe) een bijtel van schelp had gevonden. Toen we weer thuis waren kwam Griaux den tweeden man die ons zou helpen over een en ander praten. Aanvankelijk wou hij meer hebben dan 1 dollar per dag, maar ten slotte verklaarde hij zich bereid voor dat loon te werken. We vreezen evenwel dat hij voor ’t werk [-*……*] bedorven is. Hij heeft nl. met de Booij gewerkt en wel o.a. op de volgende wijze: de B. gaf hem een getuigschrift waarin staat dat hij volkomen in staat is tot zelfstandig archaeologisch onderzoek en [-*gehee*] absoluut betrouwbaar in geldzaken. Met dit certificaat zond de B. hem naar St. Croix, waar de man zelfstandig voor de B. opgravingen heeft gedaan. De. B. betaalde 60 dollar per maand en bovendien 25 Am. cts voor elk interessant specimen dat ze vonden!!! Na het eten ben ik uitgegaan om de inkoopende en pantoffel-paradeerende menigte in de “Main Street’ te bekijken. Ik woonde een bijeenkomst v.h. leger des heils bij: alleen gekleurden. Twee tamboerijnen en een groote drom, Na elkaar hielden een kleurling, een jong meisje en een jongen (wschl. negers0 een redevoering. Tusschen de redevoeringen gezang begeleid door de tamb. en de trom. Een neger met een keurig wit pak aan en een witte helmhoed op, ging rond met een schaal. Ik offerde [-*…* *…..*] 5 cts.

Schelpengroeve (oftewel ‘midden’) aan de kust van Punta Medanosa, provincie Santa Cruz.


[1] De Josselin de Jong (Het Huidige Negerhollandsch, 1926: 8): ‘Eén naam evenwel zou ik niet gaarne onvermeld laten, dien van Rev. A.B. Romig, Presbyter der Broedergemeente op St. Thomas, in wien ik, behalve een kundig raadsman, een trouw vriend gevonden heb.’


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

15 december 1922

Voorbereiding op het veldwerk: kleding en assistenten

Vrijdag 15 December

Vannacht slecht geslapen, zeker niet meer dan 2 uur, waarschijnlijk ten gevolge van het gebruik v. alcohol vóór en onder het middageten bij onze vriendelijke gastheeren. Ook aanmerkelijke ergernis over de ontdekking dat mijn werkpakken (Jagershuis) zoo slecht genaaid zijn dat ik alle naden zal moeten laten overnaaien met veel sterker garen. Ik moet vooral niet vergeten zooveel mogelijk menschen <ol.tegen> dien bedrieger te waarschuwen. Overigens voldoet mijn uitrusting, voorzoover ik er nu al over kan oordeelen, uitstekend. De kleurling hier bij wien ik mijn palmbeach-pakken heb gekocht, Trepuk, is ook een bedrieger. De jas gaat onder de armen stuk. Eén heb ik al geruild en nu begint ’t nieuwe exemplaar ook al te scheuren. Hij zal ’t moeten terugnemen. Hatt heeft eveneens slecht geslapen[-*…..*] door “te veel impressies” (en de alcohol natuurlijk). Vanochtend na het ontbijt zijn we eerst met ons drieën naar het hospitaal gegaan en hebben ons op advies van verschillende zijden laten vaccineeren tegen typhus. Over 10 en 20 dagen krijgen we nog een injectie en daartusschen door zal de inenting tegen pokken plaats hebben. Bij een zwarten schoenmaker liet ik de spijkers uit de binnenkant van mijn bruine schoenen weghameren. Ook legde hij er zooltjes in van dun, zacht leer, samen voor 25 Am. cts. In het hotel teruggekomen lieten we een “lunch” voor Hatt en mij klaarmaken om mee te nemen (bananen, geroosterd brood en een flesch koffie zonder suiker), alles in een mandje. Mevr. Hatt bleef thuis. We hadden gehoopt om 12 uur bij Rasmussen te kunnen zijn, den opzichter-zaakwaarnemer van Dr. Mortensen, die ons volgens M. den weg zou kunnen wijzen naar de

                                                           24

vindplaatsen van De Booy en ons raadgeven inzake arbeiders e.d.m. Maar het [-be] toebereiden van de “lunch” duurde zoo lang (alles duurt hier lang) dat we pas om 11.45 konden vertrekken en dus op het heetst van den dag de helling moesten beklimmen. Het was drukkend warm zoolang we buiten bereik van den wind waren en de lunch en het fotografietoestel wogen zwaar, maar toen we hooger kwamen werd het lekker koel. We ontmoetten onderweg een dikke, bejaarde, eenigszins creoolsch uitziende dame met een zwart zijden blouse aan, gezeten op een ezel en aan den eenen kant ondersteund door een jong meisje en aan den anderen kant door een hevig zweetenden zwarten bediende die eén arm om haar middel geslagen had. en met de andere hand naar achteren de ezel sloeg. Hatt vond dit tooneel zoo schilderachtig dat hij het fotografeeren wou, waar[-mee] <ol.tegen> de dame niet het minste bezwaar had; integendeel, ze had juist tegen haar gezelschap gezegd: nu moesten we een kiektoestel bij ons hebben! Wij waren dus als door een hoogere macht gezonden! Dit was haar eerste les in het ezelrijden. We maakten kennis. De familie heet La Beet en woont op Ma Folie. We moeten ze bij gelegenheid opzoeken. Na een hartelijk afscheid [-ge] gevoegden we verder. Bij Rasmussen, een ouden Deenschen ex-korporaal, getrouwd met een negerin (de kinderen zijn zeer zwart) vonden we een zeer vriendelijke ontvangst. We zeiden dat we graag in de schaduw onze lunch wilden opeten en als \t wat afgekoeld was de Booy’s vindplaats bezoeken. Er werd een tafeltje met een schoon servet *e*n twee stoelen voor ons buitengebracht [-*.*], maar het beste wat de menschen ons aan te bieden hadden, een kan frisch regenwater, een kostbaar iets hier, moesten

                                                           25

we helaas weigeren, daar iedereen ons zoo sterk heeft afgeraden ongekookt water te drinken. Rasmussen, die nog vrij gemakkelijk Deensch spreekt, hoewel niet correct, moest natuurlijk zooals velen zijn hart uitstorten over de verkoop vd. eilanden aan de Yankees: geen schepen in de haven, geen werk, honger, alles [-tegen] tengevolge van de “prohibitions”, d.w.z. den fnuikende [-…*] gevolgen daarvan voor de bay-rum-industrie. Om 2 uur gingen we, vergezeld door Rasmussen’s oudsten zoon die op ons verzoek een spa, en uit eigen initiatief een lang kapmes en een soort schoffelachtige houweel meenam, op weg de helling af naar Magens bay. Hatt die al een poos pijn in zijn gevaccineerde arm had kreeg onderweg een koortsaanval en moest rusten. Hij wou niet terug en dat was goed ook, want dan had hij de helling weer op moeten klimmen. Als het erger geworden was hadden we hem van beneden met een kar naar huis kunnen brengen. Gelukkig knapte hij na een poos weer op, al was hij klaarblijkelijk niet heelemaal koortsvrij. Ik voelde niets, alleen een heel klein beetje pijn, nauwelijks pijn te noemen, in mijn bovenarm. Bij de baai aangekomen inspecteerden we eerst de Booy’s vindplaats en vervolgens liet Hatt een proefgat hakken in een gelijksoortige terreinverheffing in de buurt, ongeveer in het hoogste gedeelte. Onmiddelijk stieten we daar op onmiskenbare kitchen-midden afval: potscherven, massa’s schelpen en stukjes vischgraat en been. Op 80 cM diepte hadden we den zandige ondergrond bereikt, maar moesten bij gebrek aan tijd het werk staken. Hatt’s voornemen is nu om in de buurt eerst een aantal proefgaten te laten maken om de grootte van het kitchen-midden ongeveer te kunnen vaststellen. Het is jammer dat er een moerasje in

                                                           26

de buurt is, zoodat er veel muskieten zijn. We liepen in de + 2 uur dat we aan \t werk waren vele beten op <um.De meeste daarvan waren evenwel, zooals later bleek, van “[-*zandvlieg*] <ul.sandflies>”, een [-*….*] insect als een miniatuurvliegje, afkomstig> Radmussen staken ze niet. Vervolgens toonde r. ons de plaats die M. voor ons kampement bestemd heeft, vlak bij het strand a.d. baai, een mooi plekje in de schaduw van hooge boomen, waar bovendien de zeebries toegang heeft. Wij zijn van plan Maandag hier onze tenten op te slaan. Rasmussen hebben we gehuurd voor 1 dollar per dag. Morgenochtend zal hij om 8 uur bij ons komen om ons te helpen bij het koopen van nog enkele graafinstrumenten enz. en deze vast meenemen. Op onzen terugweg huurden we een tweeden helper Louis Griaux, een mixed-blood, die Maandagochtend vroeg met Rasm. present zal zijn. Na een kort bezoek aan Dr. M. dien we met een verslag van dit eerste resultaat verblijdden en bij wien we naar hartelust in koelkamer afgekoeld water dronken, aanvaardden we den terugweg naar het hotel waar we 6.15 aankwamen, zeer vermoeid. Na het eten voelde Hatt zich weer zieker en ging naar bed. Hij en zijn vrouw hebben allebei hevige pijn in hun heele linkerarm en een flinke bult op de entplaats. Bij mij is die plek alleen wat rood en misschien eenietsje gezwollen; ik voel de plaats, maar van “pijn” is geen sprake.

Het is geen wonder dat de Booy’s 4 maanden fieldwork op dit eiland zoo weinig hebben opgeleverd. Hij logeerde al dien tijd in de stad en verscheen iederen morgen om 10 uur of zoo te paard op het terrein. De negers waren dan al een poos aan ’t werk en konden natuurlijk naar hartelust stelen.

Via Wikimedia Commons: Magens Bay, St. Thomas, US Virgin Islands, 29 June 2012, by dbking. https://www.flickr.com/photos/bootbearwdc/7505473892/


In deze podcastaflevering las ik 14 en 15 december 1922 voor, met commentaar. Zie ook mijn post van 28 november 2021 op deze website.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

14 december 1922

De gouverneur, Dr. Mortensen en mevrouw Holst

Donderdag 14 December

Vannacht van 11 uur tot + 7 uur geslapen. Alle vermoeienis van de zeereis en het tekort aan slaap weg. Het ontbijt bestond uit “corn-flakes” met melk, een banaan en spiegeleieren met toast en koffie. Na het ontbijt gingen Hatt en ik even de stad in, hij om wat bay-rum te koopen en ik om me van een paar witte

                                                           21

linnen schoenen te voorzien. Ik kocht een heel goed paar voor 2.50 dollar. De man in de bay-rum-store vertelde ons dat de prohibition-menschen deze industrie veel kwaad doen. Ze willen gedaan zien te krijgen dat alle bay-rum door vermenging met salicyl absoluut ondrinkbaar gemaakt wordt. Men kan nu dit goedje al koopen. maar totnogtoe is de zuivere bay-rum ook nog te krijgen. Om 11.20 kwam de adj. v.d. gouverneur ons met diens auto halen; ook de 2 consuls waren er. De gouverneur ontving ons zeer vriendelijk. Hij begon met ons de heele correspondentie voor te lezen die over onze [-komst] expeditie-plannen gevoerd was en vervolgens vertelde hij ons dat hij een aantal adressen [-van] had verzameld van personen op de Virgin Islands die ons misschien nuttige inlichtingen zouden geven. Hij zou ons zijn gegevens in den vorm van een schriftelijk memorandum toezenden. Gedurende het onderhoud rookten we sigaretten. Nadat ook nog de adj. en de 2 consuls het hunne hadden bijgedragen was het onderhoud afgeloopen. De gouvern. zeide ons steeds[-*…..*] <ol.wanneer> zulks mogelijk bleek, te zullen helpen. Zoo konden we per gouvernementsmotorboot worden vervoerd naar de 2 andere eilanden. De auto bracht ons daarna naar het hotel terug. De Deensche consul noodigde ons voor vanavond ten eten. Na de lunch bleven we tot twee uur in het hotel en gingen daarna op weg naar de plantage van Dr. Mortensen, vroeger quarantaine-dokter in St. Thomas, nu sinds 4 jaar een soort van [-pl*…*] planter of heerenboer dicht bij Magens Bay, waar de Booy zijn belangrijkste vondsten deed. De wandeling erheen gaat dwars door het eiland, over den heuvelrug. Dus eest klimmen, dan weer dalen. Het uitzicht is voortdurend onbeschrijfelijk mooi. We hadden

                                                           22

het geluk onderweg geen stortbui te krijgen. Dr. M. ontving ons allerhartelijkst. Hij had al lang van ons gehoord en al een geschikte plaats op zijn bezitting, dicht bij Magens bay schoon laten maken voor ons kampement. Hij is overtuigd dat er meer middens te vinden zijn en drong er erg op aan dat we een grondig onderzoek zouden instellen. We kunnen op zijn hulp in alle opzichten rekenen. Hij kent de menschen die met de Booy gewerkt hebben ook; een van hen is in zijn dienst en als we weer bij hem komen zal hij ons dien man meegeven als gids. We kunnen dan de Booys vindplaatsen onderzoeken. Een andere Deen dien we bij Dr. M. ontmoetten de hr. Torny noodigde ons voor <ol.van>avond bij zich aan huis, maar daar we naar Commander Laub, den Deenschen consul, moesten, konden we niet langer dan + 3 kwartier in zijn huis zijn. We ontmoetten daar ook Mr. en Mrs. Holst, ook zeer geïnteresseerd in het arch. onderzoek. Mr. Holst heeft zelf folklore verzameld onder de negers en op populaire manier in het Deensch gepubliceerd. Zijn vrouw deelde mij mee dat er vermoedelijk ook op St. Thomas nog wel negers zijn die [-neger] negerhollandsch kennen, maar ik denk dat dat een soort lingua franca is van lateren oorsprong. Ook het taaltje van de Cha-Cha, de gedegenereerde blanke visschersbevolking in de buurt vd. stad, moet interessant zijn. Het staat bekend onder den naam v. patois en deze menschen beweren <ol.voor een deel> afkomstig te zijn van het Fr. deel v. St. Martin. Tegen 7.30 gingen we per taxi naar de familie Laub die een prachtig huis bewoond, hoog op de helling. We hadden daar een heel gezelligen avond. Mr*s* Laub is hier pas 4 weken.


Hatt en De Josselin de Jong gaan op bezoek bij de gouverneur. Dat is op dat moment Henry Hughes Hough. Meer informatie over hem is te vinden op de Engelstalige wikipedia-site over hem. Die vindt u hier.

Henry Hughes Hough in 1916.jpg
Hough in 1916 (Via Wikipedia)

Dr. Mortensen blijkt wel heel belangrijk voor de archeologische expeditie. Op zijn terrein komt het kamp en hij zorgt voor contacten, bemiddeling en proviand. Over hem weet ik niet meer dan we in het dagboek kunnen lezen. Waar zijn estate precies was, weet ik nu nog niet. Latere aanwijzingen in de tekst wijzen op een plek in de buurt van Canaan. In deze omgeving is tegenwoordig de Magens Bay Beach Trail die volgens mij lijkt op het pad dat de archeologen en hun helpers vanaf nu dagelijks moesten nemen. Het is een afstand van ongeveer 2,9 kilometer.

Hier, maar ook verderop komen de Chacha’s van St. Thomas aan bod. Over hun taal is het volgende werk gepubliceerd in 1979 bij Karoma Press.


In deze podcastaflevering las ik 14 en 15 december 1922 voor, met commentaar. Zie ook mijn post van 28 november 2021 op deze website.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

13 december 1922

Wat een ontvangst op St. Thomas!

Woensdag 13 December

Vanochtend om 8.45 kregen wij St. Thomas in ’t zicht en kort daarna ook Culebra. Om 12 uur lagen wij aan de pier. Onder de eerste officials die aan boord kwamen waren [-*.*] een adjudant v.d. gouverneur vergezeld door den Deenschen consul en [-iemand *……..*] <ol.de waarnemende> Nederlandsche consul[-*….*]. De adj. vd. gouverneur kwam ons namens zijn chef begroeten en ons mededeelen dat er kamers in een hotel voor ons gereserveerd waren en dat hij voor ’t overbrengen van onze bagage zou zorgen. We waren nu opeens personen van gewicht geworden en de stewards die ons totnogtoe alles behalve beleefd behandeld hadden – vermoedelijk omdat Hatt en ik er nogal schunnig uitzagen en in de rookkamer moesten slapen – vlogen nu voor ons. Er werd last gegeven dat onze bagage moest worden opgehaald uit het ruim, wat onder ons toezicht en dat v.d. adjudant des gouverneurs gebeurde. Onze expeditie-uitrusting kan op de pier blijven tot we ze noodig hebben. Vervolgens bracht de adjudant ons in de auto v.d. gouverneur naar Grand Hotel, waar de 2 beste kamers voor ons gereserveerd waren. Hij deelde ons mee dat <ol.het> de gouverneur aangenaam zou zijn als we hem bezochten en stelde voor dat we dat morgenochtend om 10.30 zouden doen. Na ons verkleed en geluncht te hebben gingen we met den Deenschen consul, die ons daartoe met zijn auto was komen halen, weer naar de pier om onze expeditie-uitrusting te inspecteeren. Alles bleek in orde te zijn. Alleen hadden ze er in N.Y. twee handkoffers bijgedaan die niet aan ons, maar blijkbaar aan een of meer immigranten toebehoorden. Ze hadden tenminste een paier met ‘desinfected’ erop, maar geen naam. Ze zullen nu naar N.Y. teruggezon-

                                                           20

den worden, maar ’t schijnt al heel twijfelachtig of ze hun eigenaar ooit zullen bereiken.

De Hollandsche consul was met verlof geweest en kwam met dezelfde boot als wij terug. Ongelukkig hadden noch hij, noch ik er eenig idee van gehad dat we niet de eenige Hollander aan boord waren.

Na de uitrusting geïnspecteerd te hebben bracht de chauffeur vd. Deenschen consul ons weer terug naar het hotel, waar we Mevr. Hatt haalden en samen de “stad” in gingen om eenige inkoopen te doen. We kochten o.a. [-*.*]twee palm-beach pakken voor 12 dollar per stuk en ik een panama-hoed voor 3 dollar 45 cts. Tandpasta en een shaving-stick kostten samen 45 cts. De stad maakt een vervallen indruk. De houten huisjes vd. [-negerb] arme negerbevolking zijn onooglijk. Maar van uit de havenkom gezien is het geheel zeer schilderachtig. Na het eten (om 7 uur) [-naa] spraken we eenigen tijd met den heer Petit, een Deen, chef v. h. telegraafkantoor, die zich zeer voor ons onderzoek interesseert en indertijd ook de Booy geholpen heeft. Hij gaf ons de namen van de twee menschen [-de*.*] die voor de Booy gewerkt hebben en diverse nuttige wenken. Het hotel is wel vrij groot, ook de kamers zijn ruim en groot, maar slordig, vuil en verwaarloosd.

Grand Hotel, Charlotte Amalie, US Virgin Islands (Bron: Wikimedia Commons)

Het Grand Hotel is inmiddels The Grand Galleria met allerlei voorzieningen. Zie hier voor deze website.

Theodoor de Booy (Bron: The National Cyclopaedia of American Biography, Volume XVII, 1920, pages 314–315)

In dit verslag lezen we dat men zal gaan samenwerken met mensen die ook al voor De Booy werkten. Over deze Nederlands-Amerikaanse archeoloog die als eerste serieus archeologisch veldwerk verrichtte naar de oudste bewoners van St. Thomas en St. Croix is informatie te vinden op deze wikipedia-site.


In deze podcastaflevering las ik 9 tot en met 13 december 1922 voor, met commentaar. Zie ook mijn post van 28 november 2021 op deze website.


De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).