Voorbereiding op het veldwerk: kleding en assistenten
Vrijdag 15 December
Vannacht slecht geslapen, zeker niet meer dan 2 uur, waarschijnlijk ten gevolge van het gebruik v. alcohol vóór en onder het middageten bij onze vriendelijke gastheeren. Ook aanmerkelijke ergernis over de ontdekking dat mijn werkpakken (Jagershuis) zoo slecht genaaid zijn dat ik alle naden zal moeten laten overnaaien met veel sterker garen. Ik moet vooral niet vergeten zooveel mogelijk menschen <ol.tegen> dien bedrieger te waarschuwen. Overigens voldoet mijn uitrusting, voorzoover ik er nu al over kan oordeelen, uitstekend. De kleurling hier bij wien ik mijn palmbeach-pakken heb gekocht, Trepuk, is ook een bedrieger. De jas gaat onder de armen stuk. Eén heb ik al geruild en nu begint ’t nieuwe exemplaar ook al te scheuren. Hij zal ’t moeten terugnemen. Hatt heeft eveneens slecht geslapen[-*…..*] door “te veel impressies” (en de alcohol natuurlijk). Vanochtend na het ontbijt zijn we eerst met ons drieën naar het hospitaal gegaan en hebben ons op advies van verschillende zijden laten vaccineeren tegen typhus. Over 10 en 20 dagen krijgen we nog een injectie en daartusschen door zal de inenting tegen pokken plaats hebben. Bij een zwarten schoenmaker liet ik de spijkers uit de binnenkant van mijn bruine schoenen weghameren. Ook legde hij er zooltjes in van dun, zacht leer, samen voor 25 Am. cts. In het hotel teruggekomen lieten we een “lunch” voor Hatt en mij klaarmaken om mee te nemen (bananen, geroosterd brood en een flesch koffie zonder suiker), alles in een mandje. Mevr. Hatt bleef thuis. We hadden gehoopt om 12 uur bij Rasmussen te kunnen zijn, den opzichter-zaakwaarnemer van Dr. Mortensen, die ons volgens M. den weg zou kunnen wijzen naar de
24
vindplaatsen van De Booy en ons raadgeven inzake arbeiders e.d.m. Maar het [-be] toebereiden van de “lunch” duurde zoo lang (alles duurt hier lang) dat we pas om 11.45 konden vertrekken en dus op het heetst van den dag de helling moesten beklimmen. Het was drukkend warm zoolang we buiten bereik van den wind waren en de lunch en het fotografietoestel wogen zwaar, maar toen we hooger kwamen werd het lekker koel. We ontmoetten onderweg een dikke, bejaarde, eenigszins creoolsch uitziende dame met een zwart zijden blouse aan, gezeten op een ezel en aan den eenen kant ondersteund door een jong meisje en aan den anderen kant door een hevig zweetenden zwarten bediende die eén arm om haar middel geslagen had. en met de andere hand naar achteren de ezel sloeg. Hatt vond dit tooneel zoo schilderachtig dat hij het fotografeeren wou, waar[-mee] <ol.tegen> de dame niet het minste bezwaar had; integendeel, ze had juist tegen haar gezelschap gezegd: nu moesten we een kiektoestel bij ons hebben! Wij waren dus als door een hoogere macht gezonden! Dit was haar eerste les in het ezelrijden. We maakten kennis. De familie heet La Beet en woont op Ma Folie. We moeten ze bij gelegenheid opzoeken. Na een hartelijk afscheid [-ge] gevoegden we verder. Bij Rasmussen, een ouden Deenschen ex-korporaal, getrouwd met een negerin (de kinderen zijn zeer zwart) vonden we een zeer vriendelijke ontvangst. We zeiden dat we graag in de schaduw onze lunch wilden opeten en als \t wat afgekoeld was de Booy’s vindplaats bezoeken. Er werd een tafeltje met een schoon servet *e*n twee stoelen voor ons buitengebracht [-*.*], maar het beste wat de menschen ons aan te bieden hadden, een kan frisch regenwater, een kostbaar iets hier, moesten
25
we helaas weigeren, daar iedereen ons zoo sterk heeft afgeraden ongekookt water te drinken. Rasmussen, die nog vrij gemakkelijk Deensch spreekt, hoewel niet correct, moest natuurlijk zooals velen zijn hart uitstorten over de verkoop vd. eilanden aan de Yankees: geen schepen in de haven, geen werk, honger, alles [-tegen] tengevolge van de “prohibitions”, d.w.z. den fnuikende [-…*] gevolgen daarvan voor de bay-rum-industrie. Om 2 uur gingen we, vergezeld door Rasmussen’s oudsten zoon die op ons verzoek een spa, en uit eigen initiatief een lang kapmes en een soort schoffelachtige houweel meenam, op weg de helling af naar Magens bay. Hatt die al een poos pijn in zijn gevaccineerde arm had kreeg onderweg een koortsaanval en moest rusten. Hij wou niet terug en dat was goed ook, want dan had hij de helling weer op moeten klimmen. Als het erger geworden was hadden we hem van beneden met een kar naar huis kunnen brengen. Gelukkig knapte hij na een poos weer op, al was hij klaarblijkelijk niet heelemaal koortsvrij. Ik voelde niets, alleen een heel klein beetje pijn, nauwelijks pijn te noemen, in mijn bovenarm. Bij de baai aangekomen inspecteerden we eerst de Booy’s vindplaats en vervolgens liet Hatt een proefgat hakken in een gelijksoortige terreinverheffing in de buurt, ongeveer in het hoogste gedeelte. Onmiddelijk stieten we daar op onmiskenbare kitchen-midden afval: potscherven, massa’s schelpen en stukjes vischgraat en been. Op 80 cM diepte hadden we den zandige ondergrond bereikt, maar moesten bij gebrek aan tijd het werk staken. Hatt’s voornemen is nu om in de buurt eerst een aantal proefgaten te laten maken om de grootte van het kitchen-midden ongeveer te kunnen vaststellen. Het is jammer dat er een moerasje in
26
de buurt is, zoodat er veel muskieten zijn. We liepen in de + 2 uur dat we aan \t werk waren vele beten op <um.De meeste daarvan waren evenwel, zooals later bleek, van “[-*zandvlieg*] <ul.sandflies>”, een [-*….*] insect als een miniatuurvliegje, afkomstig> Radmussen staken ze niet. Vervolgens toonde r. ons de plaats die M. voor ons kampement bestemd heeft, vlak bij het strand a.d. baai, een mooi plekje in de schaduw van hooge boomen, waar bovendien de zeebries toegang heeft. Wij zijn van plan Maandag hier onze tenten op te slaan. Rasmussen hebben we gehuurd voor 1 dollar per dag. Morgenochtend zal hij om 8 uur bij ons komen om ons te helpen bij het koopen van nog enkele graafinstrumenten enz. en deze vast meenemen. Op onzen terugweg huurden we een tweeden helper Louis Griaux, een mixed-blood, die Maandagochtend vroeg met Rasm. present zal zijn. Na een kort bezoek aan Dr. M. dien we met een verslag van dit eerste resultaat verblijdden en bij wien we naar hartelust in koelkamer afgekoeld water dronken, aanvaardden we den terugweg naar het hotel waar we 6.15 aankwamen, zeer vermoeid. Na het eten voelde Hatt zich weer zieker en ging naar bed. Hij en zijn vrouw hebben allebei hevige pijn in hun heele linkerarm en een flinke bult op de entplaats. Bij mij is die plek alleen wat rood en misschien eenietsje gezwollen; ik voel de plaats, maar van “pijn” is geen sprake.
Het is geen wonder dat de Booy’s 4 maanden fieldwork op dit eiland zoo weinig hebben opgeleverd. Hij logeerde al dien tijd in de stad en verscheen iederen morgen om 10 uur of zoo te paard op het terrein. De negers waren dan al een poos aan ’t werk en konden natuurlijk naar hartelust stelen.
In deze podcastaflevering las ik 14 en 15 december 1922 voor, met commentaar. Zie ook mijn post van 28 november 2021 op deze website.
De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Bron:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923
15 december 1922
Voorbereiding op het veldwerk: kleding en assistenten
Vrijdag 15 December
Vannacht slecht geslapen, zeker niet meer dan 2 uur, waarschijnlijk ten gevolge van het gebruik v. alcohol vóór en onder het middageten bij onze vriendelijke gastheeren. Ook aanmerkelijke ergernis over de ontdekking dat mijn werkpakken (Jagershuis) zoo slecht genaaid zijn dat ik alle naden zal moeten laten overnaaien met veel sterker garen. Ik moet vooral niet vergeten zooveel mogelijk menschen <ol.tegen> dien bedrieger te waarschuwen. Overigens voldoet mijn uitrusting, voorzoover ik er nu al over kan oordeelen, uitstekend. De kleurling hier bij wien ik mijn palmbeach-pakken heb gekocht, Trepuk, is ook een bedrieger. De jas gaat onder de armen stuk. Eén heb ik al geruild en nu begint ’t nieuwe exemplaar ook al te scheuren. Hij zal ’t moeten terugnemen. Hatt heeft eveneens slecht geslapen[-*…..*] door “te veel impressies” (en de alcohol natuurlijk). Vanochtend na het ontbijt zijn we eerst met ons drieën naar het hospitaal gegaan en hebben ons op advies van verschillende zijden laten vaccineeren tegen typhus. Over 10 en 20 dagen krijgen we nog een injectie en daartusschen door zal de inenting tegen pokken plaats hebben. Bij een zwarten schoenmaker liet ik de spijkers uit de binnenkant van mijn bruine schoenen weghameren. Ook legde hij er zooltjes in van dun, zacht leer, samen voor 25 Am. cts. In het hotel teruggekomen lieten we een “lunch” voor Hatt en mij klaarmaken om mee te nemen (bananen, geroosterd brood en een flesch koffie zonder suiker), alles in een mandje. Mevr. Hatt bleef thuis. We hadden gehoopt om 12 uur bij Rasmussen te kunnen zijn, den opzichter-zaakwaarnemer van Dr. Mortensen, die ons volgens M. den weg zou kunnen wijzen naar de
24
vindplaatsen van De Booy en ons raadgeven inzake arbeiders e.d.m. Maar het [-be] toebereiden van de “lunch” duurde zoo lang (alles duurt hier lang) dat we pas om 11.45 konden vertrekken en dus op het heetst van den dag de helling moesten beklimmen. Het was drukkend warm zoolang we buiten bereik van den wind waren en de lunch en het fotografietoestel wogen zwaar, maar toen we hooger kwamen werd het lekker koel. We ontmoetten onderweg een dikke, bejaarde, eenigszins creoolsch uitziende dame met een zwart zijden blouse aan, gezeten op een ezel en aan den eenen kant ondersteund door een jong meisje en aan den anderen kant door een hevig zweetenden zwarten bediende die eén arm om haar middel geslagen had. en met de andere hand naar achteren de ezel sloeg. Hatt vond dit tooneel zoo schilderachtig dat hij het fotografeeren wou, waar[-mee] <ol.tegen> de dame niet het minste bezwaar had; integendeel, ze had juist tegen haar gezelschap gezegd: nu moesten we een kiektoestel bij ons hebben! Wij waren dus als door een hoogere macht gezonden! Dit was haar eerste les in het ezelrijden. We maakten kennis. De familie heet La Beet en woont op Ma Folie. We moeten ze bij gelegenheid opzoeken. Na een hartelijk afscheid [-ge] gevoegden we verder. Bij Rasmussen, een ouden Deenschen ex-korporaal, getrouwd met een negerin (de kinderen zijn zeer zwart) vonden we een zeer vriendelijke ontvangst. We zeiden dat we graag in de schaduw onze lunch wilden opeten en als \t wat afgekoeld was de Booy’s vindplaats bezoeken. Er werd een tafeltje met een schoon servet *e*n twee stoelen voor ons buitengebracht [-*.*], maar het beste wat de menschen ons aan te bieden hadden, een kan frisch regenwater, een kostbaar iets hier, moesten
25
we helaas weigeren, daar iedereen ons zoo sterk heeft afgeraden ongekookt water te drinken. Rasmussen, die nog vrij gemakkelijk Deensch spreekt, hoewel niet correct, moest natuurlijk zooals velen zijn hart uitstorten over de verkoop vd. eilanden aan de Yankees: geen schepen in de haven, geen werk, honger, alles [-tegen] tengevolge van de “prohibitions”, d.w.z. den fnuikende [-…*] gevolgen daarvan voor de bay-rum-industrie. Om 2 uur gingen we, vergezeld door Rasmussen’s oudsten zoon die op ons verzoek een spa, en uit eigen initiatief een lang kapmes en een soort schoffelachtige houweel meenam, op weg de helling af naar Magens bay. Hatt die al een poos pijn in zijn gevaccineerde arm had kreeg onderweg een koortsaanval en moest rusten. Hij wou niet terug en dat was goed ook, want dan had hij de helling weer op moeten klimmen. Als het erger geworden was hadden we hem van beneden met een kar naar huis kunnen brengen. Gelukkig knapte hij na een poos weer op, al was hij klaarblijkelijk niet heelemaal koortsvrij. Ik voelde niets, alleen een heel klein beetje pijn, nauwelijks pijn te noemen, in mijn bovenarm. Bij de baai aangekomen inspecteerden we eerst de Booy’s vindplaats en vervolgens liet Hatt een proefgat hakken in een gelijksoortige terreinverheffing in de buurt, ongeveer in het hoogste gedeelte. Onmiddelijk stieten we daar op onmiskenbare kitchen-midden afval: potscherven, massa’s schelpen en stukjes vischgraat en been. Op 80 cM diepte hadden we den zandige ondergrond bereikt, maar moesten bij gebrek aan tijd het werk staken. Hatt’s voornemen is nu om in de buurt eerst een aantal proefgaten te laten maken om de grootte van het kitchen-midden ongeveer te kunnen vaststellen. Het is jammer dat er een moerasje in
26
de buurt is, zoodat er veel muskieten zijn. We liepen in de + 2 uur dat we aan \t werk waren vele beten op <um.De meeste daarvan waren evenwel, zooals later bleek, van “[-*zandvlieg*] <ul.sandflies>”, een [-*….*] insect als een miniatuurvliegje, afkomstig> Radmussen staken ze niet. Vervolgens toonde r. ons de plaats die M. voor ons kampement bestemd heeft, vlak bij het strand a.d. baai, een mooi plekje in de schaduw van hooge boomen, waar bovendien de zeebries toegang heeft. Wij zijn van plan Maandag hier onze tenten op te slaan. Rasmussen hebben we gehuurd voor 1 dollar per dag. Morgenochtend zal hij om 8 uur bij ons komen om ons te helpen bij het koopen van nog enkele graafinstrumenten enz. en deze vast meenemen. Op onzen terugweg huurden we een tweeden helper Louis Griaux, een mixed-blood, die Maandagochtend vroeg met Rasm. present zal zijn. Na een kort bezoek aan Dr. M. dien we met een verslag van dit eerste resultaat verblijdden en bij wien we naar hartelust in koelkamer afgekoeld water dronken, aanvaardden we den terugweg naar het hotel waar we 6.15 aankwamen, zeer vermoeid. Na het eten voelde Hatt zich weer zieker en ging naar bed. Hij en zijn vrouw hebben allebei hevige pijn in hun heele linkerarm en een flinke bult op de entplaats. Bij mij is die plek alleen wat rood en misschien eenietsje gezwollen; ik voel de plaats, maar van “pijn” is geen sprake.
Het is geen wonder dat de Booy’s 4 maanden fieldwork op dit eiland zoo weinig hebben opgeleverd. Hij logeerde al dien tijd in de stad en verscheen iederen morgen om 10 uur of zoo te paard op het terrein. De negers waren dan al een poos aan ’t werk en konden natuurlijk naar hartelust stelen.
Via Wikimedia Commons: Magens Bay, St. Thomas, US Virgin Islands, 29 June 2012, by dbking. https://www.flickr.com/photos/bootbearwdc/7505473892/
In deze podcastaflevering las ik 14 en 15 december 1922 voor, met commentaar. Zie ook mijn post van 28 november 2021 op deze website.
De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Bron:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Share this:
Like this:
Related