Voorbereiding op het veldwerk: potscherf en schelphoop
Zaterdag 16 December
Hatt heeft [-*vann*] ’S nachts weer koorts gehad en allebei
27
hadden ze een zeer pijnlijke gezwollen arm. Vanavond nog was Hatt’s arm gezwollen tot onder de elleboog en veroorzaakte de minste aanraking hevige pijn. Na het ontbijt hebben wij eerst met Rasmussen nog eenige inkoopen gedaan: bijlen, hakmessen, schoppen e.d.m; ook een koeltas en een paar ligstoelen (3 dollar per stuk). Ik probeerde vergeefs aan de bank mijn Deensch geld te wisselen, en haalde 50 dollar, die me werden uitbetaald in plaatselijk geld met 4% voordeel. Ik ontving 259 goudfranken, dus 1 frank provisie voor de bank, Terwijl ik er stnd te wachten kwamen verscheiden negers [-*..*] Amerikaansch geld tegen plaatselijk geld inwisselen. Een gewoon verschijnsel is dat ze de ontvangen biljetten zoo nonchalant opnemen dat een of meer blijven liggen, wat ze dan niet eens merken. Terwijl ik er stond zag ik het gebeuren. De bakbeambte vertelde me dat hij dat iedere dag zag. Na de lunch en een korte rust gingen we met <den> [-*…*] heer [-Jepsen] Hansen en d.h. Jepsen die ook in ’t hotel woont naar Krumbay, ongeveer een uur gaans maar gelukkig zonder klimmen of dalen, waar een schelphoop heet te zijn. We maakten kennis met den ouden heer Monsanto die daar woont. Zijn vader heeft daar een werf gehad waar zeilschepen gerepareerd <en gesloopt> werden. Het ligt er nog vol met oude masten en andere rommel. Na een heerlijk bad in de baai bracht de oude man ons naar de schelphoop. Het is blijkbaar een groote, voorzover we zien konden aan een openliggende zijde, hoofzakelijk schelpen, maar we vonden toch ook een potscherf. het is in ieder geval een nader onderzoek waard. Op onzen weg naar huis bezochten we nog, met Jep<pe>sen en Hansen, den reverend Romig,[1] die volgens Monsanto een hoop van schelphoopen in deze streek afweet. Dit bezoek leverde echter heel weinig op. Het eenige nieuws was dat
28
hij op den weg naast de schelphoop (die weg behoort er klaarblijkelijk ook toe) een bijtel van schelp had gevonden. Toen we weer thuis waren kwam Griaux den tweeden man die ons zou helpen over een en ander praten. Aanvankelijk wou hij meer hebben dan 1 dollar per dag, maar ten slotte verklaarde hij zich bereid voor dat loon te werken. We vreezen evenwel dat hij voor ’t werk [-*……*] bedorven is. Hij heeft nl. met de Booij gewerkt en wel o.a. op de volgende wijze: de B. gaf hem een getuigschrift waarin staat dat hij volkomen in staat is tot zelfstandig archaeologisch onderzoek en [-*gehee*] absoluut betrouwbaar in geldzaken. Met dit certificaat zond de B. hem naar St. Croix, waar de man zelfstandig voor de B. opgravingen heeft gedaan. De. B. betaalde 60 dollar per maand en bovendien 25 Am. cts voor elk interessant specimen dat ze vonden!!! Na het eten ben ik uitgegaan om de inkoopende en pantoffel-paradeerende menigte in de “Main Street’ te bekijken. Ik woonde een bijeenkomst v.h. leger des heils bij: alleen gekleurden. Twee tamboerijnen en een groote drom, Na elkaar hielden een kleurling, een jong meisje en een jongen (wschl. negers0 een redevoering. Tusschen de redevoeringen gezang begeleid door de tamb. en de trom. Een neger met een keurig wit pak aan en een witte helmhoed op, ging rond met een schaal. Ik offerde [-*…* *…..*] 5 cts.
Schelpengroeve (oftewel ‘midden’) aan de kust van Punta Medanosa, provincie Santa Cruz.
[1] De Josselin de Jong (Het Huidige Negerhollandsch, 1926: 8): ‘Eén naam evenwel zou ik niet gaarne onvermeld laten, dien van Rev. A.B. Romig, Presbyter der Broedergemeente op St. Thomas, in wien ik, behalve een kundig raadsman, een trouw vriend gevonden heb.’
De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Bron:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923
16 december 1922
Voorbereiding op het veldwerk: potscherf en schelphoop
Zaterdag 16 December
Hatt heeft [-*vann*] ’S nachts weer koorts gehad en allebei
27
hadden ze een zeer pijnlijke gezwollen arm. Vanavond nog was Hatt’s arm gezwollen tot onder de elleboog en veroorzaakte de minste aanraking hevige pijn. Na het ontbijt hebben wij eerst met Rasmussen nog eenige inkoopen gedaan: bijlen, hakmessen, schoppen e.d.m; ook een koeltas en een paar ligstoelen (3 dollar per stuk). Ik probeerde vergeefs aan de bank mijn Deensch geld te wisselen, en haalde 50 dollar, die me werden uitbetaald in plaatselijk geld met 4% voordeel. Ik ontving 259 goudfranken, dus 1 frank provisie voor de bank, Terwijl ik er stnd te wachten kwamen verscheiden negers [-*..*] Amerikaansch geld tegen plaatselijk geld inwisselen. Een gewoon verschijnsel is dat ze de ontvangen biljetten zoo nonchalant opnemen dat een of meer blijven liggen, wat ze dan niet eens merken. Terwijl ik er stond zag ik het gebeuren. De bakbeambte vertelde me dat hij dat iedere dag zag. Na de lunch en een korte rust gingen we met <den> [-*…*] heer [-Jepsen] Hansen en d.h. Jepsen die ook in ’t hotel woont naar Krumbay, ongeveer een uur gaans maar gelukkig zonder klimmen of dalen, waar een schelphoop heet te zijn. We maakten kennis met den ouden heer Monsanto die daar woont. Zijn vader heeft daar een werf gehad waar zeilschepen gerepareerd <en gesloopt> werden. Het ligt er nog vol met oude masten en andere rommel. Na een heerlijk bad in de baai bracht de oude man ons naar de schelphoop. Het is blijkbaar een groote, voorzover we zien konden aan een openliggende zijde, hoofzakelijk schelpen, maar we vonden toch ook een potscherf. het is in ieder geval een nader onderzoek waard. Op onzen weg naar huis bezochten we nog, met Jep<pe>sen en Hansen, den reverend Romig,[1] die volgens Monsanto een hoop van schelphoopen in deze streek afweet. Dit bezoek leverde echter heel weinig op. Het eenige nieuws was dat
28
hij op den weg naast de schelphoop (die weg behoort er klaarblijkelijk ook toe) een bijtel van schelp had gevonden. Toen we weer thuis waren kwam Griaux den tweeden man die ons zou helpen over een en ander praten. Aanvankelijk wou hij meer hebben dan 1 dollar per dag, maar ten slotte verklaarde hij zich bereid voor dat loon te werken. We vreezen evenwel dat hij voor ’t werk [-*……*] bedorven is. Hij heeft nl. met de Booij gewerkt en wel o.a. op de volgende wijze: de B. gaf hem een getuigschrift waarin staat dat hij volkomen in staat is tot zelfstandig archaeologisch onderzoek en [-*gehee*] absoluut betrouwbaar in geldzaken. Met dit certificaat zond de B. hem naar St. Croix, waar de man zelfstandig voor de B. opgravingen heeft gedaan. De. B. betaalde 60 dollar per maand en bovendien 25 Am. cts voor elk interessant specimen dat ze vonden!!! Na het eten ben ik uitgegaan om de inkoopende en pantoffel-paradeerende menigte in de “Main Street’ te bekijken. Ik woonde een bijeenkomst v.h. leger des heils bij: alleen gekleurden. Twee tamboerijnen en een groote drom, Na elkaar hielden een kleurling, een jong meisje en een jongen (wschl. negers0 een redevoering. Tusschen de redevoeringen gezang begeleid door de tamb. en de trom. Een neger met een keurig wit pak aan en een witte helmhoed op, ging rond met een schaal. Ik offerde [-*…* *…..*] 5 cts.
Schelpengroeve (oftewel ‘midden’) aan de kust van Punta Medanosa, provincie Santa Cruz.
[1] De Josselin de Jong (Het Huidige Negerhollandsch, 1926: 8): ‘Eén naam evenwel zou ik niet gaarne onvermeld laten, dien van Rev. A.B. Romig, Presbyter der Broedergemeente op St. Thomas, in wien ik, behalve een kundig raadsman, een trouw vriend gevonden heb.’
De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Bron:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Share this:
Like this:
Related