Zonnig weer, geen regen. Van ochtend verschenen Georges, Jeremiah en Rasmussen, de twee laatsten veel te laat: Rasmussen was natuurlijk de schuldige, Jeremiah had volgens afspraak in de stad op hem gewacht om hem te helpen de werktuigen naar Krumbay te brengen. Hatt zette ze aan ’t werk om ruimte te maken op de schelphoop aan de andere zijde van de baei en ik ging mee met den reverend Rom[-m]ig (Hernhutter) die ’s morgens naar ons toe was gekomen, om 8 uur al, omdat het terrein aan zijn kerk behoort en we hem permissie hadden gevraagd daar te graven. Hij wist een paar oude negers die “Creole” kenden, de gebrs. Prince[1] aan Mosquito bay. Na al-
69
daar eenigen tijd gewacht te hebben to de twee oude heeren hun ontbijt genoten hadden (dat nemen ze na eerst een poos op ’t veld gewerkt te hebben), hadden we een onderhoud met hen. Een van hen kan lezen en bleek den door Schuchardt gepubliceerde brief in negerhollandsch volkomen te begrijpen. Zij zijn waarschijnlijk wel bruikbaar, al hebben ze hun vroegeren woordenschat niet meer paraat. We spraken af dat ik morgen om 10 uur terug zou komen en dan zou zien wat ik met hen kon doen. Ik hoop ze aan ’t vertellen te kunnen krijgen. Ze hebben echter weinig tijd: meer dan 2 uur per dag meenen ze niet te kunnen missen. Maar als ’t werk vlot en hun bevalt zullen ze vermoedelijk wel meer tijd hebben. Misschien werkte de aanwezigheid van hun parson vandaag niet gunstig. Na het interview ging ik met R. mee naar zijn huis – onderweg bekeken we de school en woonden de les een poosje bij – waar hij mij 3 boeken in negerhollandsch toonde: een psalmboek, een nieuwtest. en een Jesaja in ms. Vanmiddag naar de opgraving en later nog een kort bezoek aan Mosquito bay gebracht om dat terrein uit een arch. oogpunt te bezichtigen: weinig belovend. Ondertusschen was het opruimingswerk op de schelphoop afgeloopen en had Hatt om te beginnen 3 vakken afgepaald. Na 5 een heerlijk bad in Krumbay, zonder sandflies, muskieten en vermoeiende*n* klimtocht, daar de schelphoop maar + 5 minuten gaans van onze woning is.
[1] De Josselin de Jong (1926: 7): ‘XIV-XVI door Prince (Nisky, St. Thomas)’ Hij noemt dus maar één van de broers.
Op 6 februari heeft De Josselin de Jong met twee broers gesproken. Tijdens dit gesprek heeft hij de Creoolse brief die Anthon Magens aan Hugo Schuchardt geschreven heeft voorgelegd en wellicht voorgelezen. De brief werd door Hugo Schuchardt gepubliceerd in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 33 (1914), pp. 123-135, met een Nederlandse vertaling op de pagina’s 135-142 van D.C. Hesseling. Onder Publicaties in de rechterkolom is een link naar dit artikel met de brief te vinden.
In de brief wordt in het Creools het dagelijks leven op St. Thomas beschreven van ochtend tot avond. Daarbij beschrijft de arts Magens een spectaculair verhaal over een meisje met buikpijn dat uiteindelijk bevalt van een kindje…
Reverend Romig nam De Josselin de Jong mee naar huis om hem daar drie boeken in het Nederlands Creools te tonen. Welke boeken het precies zijn, is moeilijk te zeggen. Vanwege zijn werk binnen de Moravische Broedergemeente, verwacht ik dat het gaat om het psalmboek van 1784 (Psalm-boek voor die tot die Evangelische broeder-Kerk behoorende neger-gemeenten na S. Croix, S. Thomas en S. Jan. Barby: 1784. 322, [46] pp.)
en het Nieuwe Testament uit 1802 (Die Nieuwe Testament van ons Heere en Heiland Jesus Christus, na Creol-Taal. Barby: 1802. [4], 812, [8] pp)
.
Het zijn de meest recente gedrukte teksten binnen deze gemeente. Het manuscript van Jesaja is voor mij een onbekende tekst. De meest productieve Duitse vertaler, Johann Böhner noemt het in een brief in 1773 wel als een van zijn vertaalproducten:
‘(…) die bibel ist mir ein heilig und unschazbares Buch, und ich habe mein ver gnügen im übersezen dar aus ins Criolische, habe auch das Neue testament in mehr als ein Exemplar gebracht, die 4 Evangelisten in Harmonie, die Apost ge[schichte]. und sow[weiter]. das 1 buch Mose, die Psalmen aus dem Proph Jesaia, (…)‘ (Böhner June 15, 1773)
Wanneer De Josselin de Jong later deze tekst gaat transcriberen, doet het mij bovendien vermoeden dat er twee exemplaren moeten (hebben) bestaan: een achttiende-eeuwse en De Josselin de Jongs versie. Tot op heden heb ik ze niet kunnen vinden!
Aan de brief die door Schuchardt is gepubliceerd, wijdde ik de de volgende aflevering van mijn podcast Di hou creol: De brief van Anthon Magens.
Tussen 19 november 2022 en augustus 2023 toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke dag honderd jaar nadat het door hem in zijn notitieboek is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Het dagboek wordt bewaard in de Universiteitsbibliotheek Leiden, in de collectie Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923
6 februari 1923
De gebroeders Prince
Dinsdag 6 Februari
Zonnig weer, geen regen. Van ochtend verschenen Georges, Jeremiah en Rasmussen, de twee laatsten veel te laat: Rasmussen was natuurlijk de schuldige, Jeremiah had volgens afspraak in de stad op hem gewacht om hem te helpen de werktuigen naar Krumbay te brengen. Hatt zette ze aan ’t werk om ruimte te maken op de schelphoop aan de andere zijde van de baei en ik ging mee met den reverend Rom[-m]ig (Hernhutter) die ’s morgens naar ons toe was gekomen, om 8 uur al, omdat het terrein aan zijn kerk behoort en we hem permissie hadden gevraagd daar te graven. Hij wist een paar oude negers die “Creole” kenden, de gebrs. Prince[1] aan Mosquito bay. Na al-
69
daar eenigen tijd gewacht te hebben to de twee oude heeren hun ontbijt genoten hadden (dat nemen ze na eerst een poos op ’t veld gewerkt te hebben), hadden we een onderhoud met hen. Een van hen kan lezen en bleek den door Schuchardt gepubliceerde brief in negerhollandsch volkomen te begrijpen. Zij zijn waarschijnlijk wel bruikbaar, al hebben ze hun vroegeren woordenschat niet meer paraat. We spraken af dat ik morgen om 10 uur terug zou komen en dan zou zien wat ik met hen kon doen. Ik hoop ze aan ’t vertellen te kunnen krijgen. Ze hebben echter weinig tijd: meer dan 2 uur per dag meenen ze niet te kunnen missen. Maar als ’t werk vlot en hun bevalt zullen ze vermoedelijk wel meer tijd hebben. Misschien werkte de aanwezigheid van hun parson vandaag niet gunstig. Na het interview ging ik met R. mee naar zijn huis – onderweg bekeken we de school en woonden de les een poosje bij – waar hij mij 3 boeken in negerhollandsch toonde: een psalmboek, een nieuwtest. en een Jesaja in ms. Vanmiddag naar de opgraving en later nog een kort bezoek aan Mosquito bay gebracht om dat terrein uit een arch. oogpunt te bezichtigen: weinig belovend. Ondertusschen was het opruimingswerk op de schelphoop afgeloopen en had Hatt om te beginnen 3 vakken afgepaald. Na 5 een heerlijk bad in Krumbay, zonder sandflies, muskieten en vermoeiende*n* klimtocht, daar de schelphoop maar + 5 minuten gaans van onze woning is.
[1] De Josselin de Jong (1926: 7): ‘XIV-XVI door Prince (Nisky, St. Thomas)’ Hij noemt dus maar één van de broers.
Op 6 februari heeft De Josselin de Jong met twee broers gesproken. Tijdens dit gesprek heeft hij de Creoolse brief die Anthon Magens aan Hugo Schuchardt geschreven heeft voorgelegd en wellicht voorgelezen. De brief werd door Hugo Schuchardt gepubliceerd in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 33 (1914), pp. 123-135, met een Nederlandse vertaling op de pagina’s 135-142 van D.C. Hesseling. Onder Publicaties in de rechterkolom is een link naar dit artikel met de brief te vinden.
In de brief wordt in het Creools het dagelijks leven op St. Thomas beschreven van ochtend tot avond. Daarbij beschrijft de arts Magens een spectaculair verhaal over een meisje met buikpijn dat uiteindelijk bevalt van een kindje…
Reverend Romig nam De Josselin de Jong mee naar huis om hem daar drie boeken in het Nederlands Creools te tonen. Welke boeken het precies zijn, is moeilijk te zeggen. Vanwege zijn werk binnen de Moravische Broedergemeente, verwacht ik dat het gaat om het psalmboek van 1784 (Psalm-boek voor die tot die Evangelische broeder-Kerk behoorende neger-gemeenten na S. Croix, S. Thomas en S. Jan. Barby: 1784. 322, [46] pp.)
en het Nieuwe Testament uit 1802 (Die Nieuwe Testament van ons Heere en Heiland Jesus Christus, na Creol-Taal. Barby: 1802. [4], 812, [8] pp)
.
Het zijn de meest recente gedrukte teksten binnen deze gemeente. Het manuscript van Jesaja is voor mij een onbekende tekst. De meest productieve Duitse vertaler, Johann Böhner noemt het in een brief in 1773 wel als een van zijn vertaalproducten:
‘(…) die bibel ist mir ein heilig und unschazbares Buch, und ich habe mein ver
gnügen im übersezen dar aus ins Criolische, habe auch das Neue testament in mehr
als ein Exemplar gebracht, die 4 Evangelisten in Harmonie, die Apost ge[schichte].
und sow[weiter]. das 1 buch Mose, die Psalmen aus dem Proph Jesaia, (…)‘ (Böhner
June 15, 1773)
Wanneer De Josselin de Jong later deze tekst gaat transcriberen, doet het mij bovendien vermoeden dat er twee exemplaren moeten (hebben) bestaan: een achttiende-eeuwse en De Josselin de Jongs versie. Tot op heden heb ik ze niet kunnen vinden!
Aan de brief die door Schuchardt is gepubliceerd, wijdde ik de de volgende aflevering van mijn podcast Di hou creol: De brief van Anthon Magens.
Tussen 19 november 2022 en augustus 2023 toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke dag honderd jaar nadat het door hem in zijn notitieboek is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.
This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.
De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.
Het dagboek wordt bewaard in de Universiteitsbibliotheek Leiden, in de collectie Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde:
Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.
>EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).
Share this:
Like this:
Related