Dagboek betr. expeditie naar de Antillen, 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923

19 november 1922

Honderd jaar geleden vertrok de Leidse antropoloog J.P.B, de Josselin de Jong voor een Deens-Nederlandse archeologische expeditie naar het Caribisch Gebied. Daar ontdekte hij dat het Nederlands Creools van de Deense Antillen, de huidige US Virgin Islands, nog steeds gesproken werd. De unieke verzameling Creoolse teksten, opgeschreven zoals hij ze hoorde, verscheen in 1926, vergezeld van een woordenlijst en Engelse vertalingen. Het is het eerste materiaal waarvan we zeker weten dat het écht gesproken Virgin Islands Dutch Creole laat zien.

De komende maanden toon ik op deze website mijn transcriptie van het dagboek van de expeditie van De Josselin de Jong; elke keer honderd jaar nadat het door hem is genoteerd. Meer informatie is op deze website te vinden, net als zijn publicaties die online beschikbaar zijn.

This diary is of course not only of interest or importance for Dutch speakers, but especially for the people of the US Virgin Islands and the islands which were visited by De Josselin de Jong. This is why I try to use my spare time to translate this text into English.

De tekst is (voorlopig) zonder aanpassingen genoteerd en laten dus de taal en de opvattingen zien zoals die aan het begin van de twintigste eeuw gewoon waren. Verschillende pagina’s van dit dagboek zijn inclusief aanvullend materiaal door mij voorgelezen in de podcast Di hou creol en de desbetreffende afleveringen zijn via deze website natuurlijk nog te beluisteren en te bekijken.

Bron:

Josselin de Jong, J.P.B. 1922-1923. Dagboek betr. expeditie naar de Antillen 19 Nov. 1922 – 24 Aug. 1923. 20 x 29 cm, 157 pp.

          >EN: Diary on expedition to the Antilles. >UBL: Collection KITLV, signature: OR 385 (5-6).

Zondag 19 November 1922

Dinsdagavond 14 Nov. 8.41 uit Amsterdam vertrokken. Slaapwagen en restauratiewagen. Slaapcoupé slecht verlicht, feitelijk te slecht om te lezen. Bed goed, maar als men niet zeker is van zijn coupé-genoot is ’t gewenscht niet te gaan slapen, want men is feitelijk aan hem overgeleverd. Restauratie-wagen slecht; haast niet mogelijk te eten door het schudden. Rijkelijke maaltijd voor f 3,50. Den volgenden morgen om 6.23 te Hamburg en om 8.41 vandaar vertrokken naar Warnemünde. Spoorwagens vuil en in alle opzichten verwaarloosd. In Warnemünde moest weer alle bagage gevisiteerd door de duitschers; geen moeilijkheden. Op de boot Deensche douanen voor de handbagage. De groote bagage [-*…*] wordt pas in Copenhagen nagekeken. Op de boot naar Gjedser is een uitstekende eetzaal, ongeveer midscheepsch; consumptie ook goed. Voor iemand die vatbaar is voor zeeziekte is het aan te bevelen dadelijk zijn intrek te nemen in de eetzaal; daar is men veel beter dan op het dek of in de rooksalon, die klein en vol is. De reis van Gjedser naar Kopenhagen is niet bijster interessant. Het landschap doet dikwijls aan het Nederlandsche denken, maar de huizen zijn anders. In Kopenhagen afgehaald door Hatt. Bagage gevisiteerd en betaald (in Hamburg had ik geen geld genoeg om tot Kop. te betalen; 2 *……* hutkoffers kostte 42000 mark, zoodat ik tot Gjedser betaalde en verder op de pof). Hatt had een kamer voor me besproken in “Danevicke-Grundtvejs Hus”, Studiestraede. Heel goed. Kamer kostte 3.50 Kr. per dag. Eten ook niet duur; ik heb er echter alleen ontbeten. Voor + *….* 1.40 Kr. krijgt men brood en boter vrijwel ad libitum, een ei, en een kan met koffie en toebehooren (2 flinke koppen).

’S avonds met Hatt ergens gegeten. Volgende morgen naar

                                                           2

het museum en daar de ethnografische verzameling bekeken. Ook kennisgemaakt met Mackeprang, Thomsen en Hatt’s collega v. klassieke archaeologie. Mackeprang spreekt geen Engels. Thomsen zeer gebrekkig. Het verdient aanbeveling maar dadelijk Duitsch te spreken. Trouwens in ’t algemeen kreeg ik den indruk dat men met D. in Kopenhagen verder komt dan met Engelsch. Overigens is het hoogst lastig als men geen Deensch kent, want kelners, tramconducteurs, politieagenten, winkeliers etc. verstaan en spreken voorzoover mijns ondervinding reikt enkel Deensch. ’S avonds groot afscheidsdiner van Hatt’s vrienden. Zulke dingen kunnen ze goed. Kort menu, niet al te veel getoast zoodat men na het eten nog lang gezellig bijeen kan zijn en zich niet overeet of overdrinkt. Het was prettig, hoewel ik zoowat niets verstond. Om 12 uur gingen we naar huis Den volgenden morgen in ’t hotel gebleven; smiddags met de H. twee visites gemaakt, waarvan één thuis getroffen: een neef v. Mevr. Hatt, oud-marineofficier nu commandant van het curieuze zeelui-dorpje in Kopenhagen Den avond bij de Hatten doorgebracht. [-Den] Zaterdagochten [-*…*] daar met ons drieën geposeerd voor een photograaf van de Berl. Tidende. In mijn hotel gegeten en daarna met een taxi naar de haven.Er lag een klein stoombootje klaar om passagiers voor de Lithuania met hun bagage over te brengen. Het was winderig en het bootje schommelde hevig. Het kostte eenige moeite langszij te komen en de passagiers moesten één voor één den trap opgeheschen worden. Intusschen sloegen de golven over het dek van het bootje: het was niet aangenaam. Later deed het bootje nog verscheidene tochten, telkens met passagiers die gebracht of gehaald moesten worden. Het woei hoe langer hoe harder en toen de laatste lading van boord ging (blijkbaar familieleden van scheepsofficieren) was het donker en spoelden de golven voortdurend over het dek. Er moesten ook

                                                           3

kleine kinderen mee, die natuurlijk barbaars[-ch] schreeuwden; en vrouwen die niet goed durfden. Het leek mij lang niet ongevaarlijk, maar de menschen die het weten kunnen dachten er blijk- baar anders over.

De Lituania is een boot v.d. Baltic-Americ. Line, behoorende aan de Øst-Asiatisk Komp. Ze komt nu van Dantzig en Libau en heeft vooral veel Balto-Slavische 2e en 3e kl. passagiers aan boord. Daarop is het schip dan ook in de eerste plaats ingericht. Er zijn maar weinig 1e  kl. passagiers en het voor hen gereserveerde deel v.h. schip is betrekkelijk klein. Netjes, maar eenvoudig; gezellig ook. De eerste klasse hier lijkt veel op de tweede kl. op de Holl. booten. Luxe-hutten zijn er niet. De allerbeste hutten zijn = ruime 1e kl. hutten op de ‘Noordam’ e.d. [-Passagiers] [-*…*] [-*…*] De meeste stewards zijn Russen of Balten en spreken maar heel gebrekkig Duitsch. De algemeene zindelijkheid is ook beslist minder groot dan op de Nederl. schepen, maar niet onvoldoende. De officieren, dokter en purser zijn alle Deensch. De overige 1e kl. passagiers [-zijn] vormen een internationaal gezelschap. Er zijn Russen, Duitschers en Amerikanen, <Polen>. Het weer is totnutoe goed, maar wat winderig. De route [-ligt] is die om Schotland en Ierland heen.

In deze aflevering van mijn podcast behandel ik 19 november 1922. Zie hiervoor ook mijn post op deze website van 26 mei 2021.

Advertisement

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s